S I D O N
1.Ešmoenazar II.
In de maand Bul van het
14e jaar van de regering van Ešmoenazar, koning van Sidon, zoon van de koning
Tabnit (koning van Sidon, zoon van de koning Ešmoenazar, koning van Sidon)
sprak als volgt:
Ik ben weggehaald voor
mijn normale tijd, de zoon van een beperkt aantal dagen, een wees, de zoon van
een weduwe. Ik lig in deze sarcofaag en in dit graf, in een plaats, die ik zelf
gebouwd heb.
Wie je ook bent, regeerder
of gewone man, maak deze rustplaats niet open en ga er niet zoeken naar iets,
wat er ook in geplaatst is. Neem deze sarcofaag niet weg, waarin ik rust en
breng mij niet weg van deze rustplaats naar een andere plek.
Zelfs als mensen je
daartoe aansporen, luister niet naar wat zij zeggen, want iedere regeerder en
iedere man, die deze rustplaats openmaakt, of wie deze sarcofaag wegneemt,
waarin ik rust, of wie mij zal wegbrengen van deze rustplaats, zij zullen geen
rustplaats hebben bij de schaduwen, zij zullen niet begraven worden in een graf
en zij zullen geen zoon en zaad hebben om hen op te volgen. En mogen de heilige
goden hem aan een machtige regeerder overleveren, die hen zal regeren, zodat
die regeerder of die man neergeslagen zal worden, die rustplaats zal openen en
die deze sarcofaag zal wegnemen, alsmede het zaad van die regeerder of die
mensen. Dat zij geen wortel in de grond of een vrucht in de lucht zullen
bezitten en dat zij vervloekt zullen zijn tussen de levenden onder de zon, want
men dient medelijden met mij te hebben. Ik werd weggehaald voor mijn normale
tijd, de zoon met een beperkt aantal jaren, een wees, de zoon van een weduwe,
dat ben ik.
Want ik, Ešmoenazar,
koning van Sidon, de zoon van Tabnit, koning van Sidon, de kleinzoon van koning
Ešmoenazar (koning van Sidon) en mijn moeder Amo-Aštarte, priesteres van Aštarte,
onze meesteres de koningin, de dochter van koning Ešmoenazar (koning van Sidon),
wij zijn degenen, die de tempels voor de goden bouwden, de tempel van Aštarte
in Sidon-bij-de-zee en wij plaatste ook Aštarte in de krachtige hemelen wijk.
Wij zijn degenen, die een
tempel bouwden voor Ešmoen, de heilige prins, bij de Ydlal-bron in de bergen en
wij plaatsten hem in de krachtige hemelen wijk.
Wij zijn degenen, die
tempels bouwden voor de goden van Sidon en een tempel voor Aštarte, het
aangezicht van Baal.
Verder gaf de heer van de
koningen aan ons Dor, Joppa en de machtige landen van Dagon, die in de vlakte
van Sharon liggen in overeenstemming met de belangrijke daden, die ik
verrichtte. En wij voegden ze binnen de grenzen van ons land, zodat zij voor
altijd tot Sidon zullen behoren.
2.Huis van de
levenden.
Huis van de levenden?
3.Tabnit.
Ik ben Tabnit, priester van Aštarte, koning van de Sidoniërs, zoon
van Ešmoenazar (priester van Aštarte, koning van de Sidoniërs) en rust in deze
sarcofaag. Wie gij ook zijt, iedere mens, die deze sarcofaag tegen komt, gij
zult dit graf niet openen en mij niet storen, want ze hebben voor mij geen
zilver verzameld. Zij hebben voor mij ook geen goud verzameld noch iets anders.
Alleen ik lig in dit graf. Open dit graf dus niet en stoor mij niet, want zo’n
daad is voor Aštarte een gruwel. Als gij dit graf toch opent en mij stoort dan
zult gij geen nakomelingen krijgen bij de levenden onder de zon. Ook zult gij
geen rustplaats vinden bij de geesten van de dood.
5.Abdmeskar.
Dit werd aangeboden door
Abdmeskar, goeverneur van het land
aan de overzijde, adjudant-generaal
en zoon van Baalsaloh , aan zijn heer Šalman. Dat hij hem zegene!
6.Kalby.
Van Kalby, zoon van
Parsay....
7.Bodaštarte 1.
De koning Bodaštarte,
koning van de Sidoniërs, de kleinzoon van de koning Ešmoenazar (koning der
Sidoniërs), heeft deze tempels gemaakt te Sidon-aan-de-zee, in het district van
de Hoge Hemelen, in de wijk Rešef, in het centrum van Sidon en op het
platteland van Sidon. Zij werden gewijd aan Ešmoen, de hoogste god.
8.Ešmoenyaton.
Van Ešmoenyaton, zoon van
Yatonsid, zoon van Senar voor zijn god Ešmoen. Dat hij hem zegene.
9.Abdisis.
10.Losse letters.
11.Bodaštarte 2.
De koning Bodaštarte en
wettige zoon van Yatonmilk, koning van de Sidoniërs. kleinzoon van koning
Ešmoenazar (koning van de Sidoniërs), heeft deze tempel gebouwd voor zijn god
Ešmoen, de hoogste god.
12.Drie stukken/Šillem.
Dit zijn de gouden
voorwerpen, die hier werden gebracht door Šillem in het 5e jaar van
de regering van koning Pumayyaton, koning van Kition, Idalion en Tamassos voor
zijn god Ešmoen.....
13.Abdešmoen.
Abdešmoen..... dat hij hem
zegene.
14.Vier fragmenten.
Dat hij hem zegene.
15.Zenon/Asklepios.
Deze twee beelden werden
gegeven door Abd......
16.Vier
fragmenten/Melqart.
Ešmoen.
Dit is het beeld, dat
gegeven werd door ... zoon van Melqart.
17.Aštarte/Ešmoen.
Aan Aštarte en de heer Ešmoen.
18.Baalšillem.
Dit is het beeld, dat door
Baal šillem, zoon van Baana, koning van de Sidoniërs (zoon van de koning
Abdemon, koning van de Sidoniërs, zoon van Baalšillem, koning van de
Sidoniërs), gegeven is aan zijn heer Ešmoen bij de bron van Ydlal. Dat hij hem
zegene.
19.Veel namen.
.... zoon van Bul, .....
zoon van Hanno, Abibaal, zoon van ..... , Meryehi, zoon van .... , Baalšillem,
zoon van .... Baalšillem, Roman, zoon van B...., Abdsasm, Abiha, zoon van
....., Samo, zoon van Ger...., Abdmor, zoon van ....., Abdšemeš, zoon van
Esmoenšillem, Adompilles, zoon van Gertanit, Aštartyaton, Mirny, ..... Šillem,
zoon van B..š, Matan, zoon van Milkhapi.
20.Abdaštarte.
........ Abdaštarte van
Myt, zoon van Matan, Abdšemeš, zoon van Ešmoenšillem, Baalšillem, zoon van
Ešmoenšillem.
21.Abdisis.
.... zoon van A....
....M, zoon van .....
Abdisis, zoon van
Aštartešillem.
22...Zakar
...Tzakar, zoon van
Abdelim....
...Šillem, zoon van
Ešmoenšillem
........zoon van Bodsid
........’ zoon van
Ešmoenyaton
23.Abdusid.
Abdusid, Abd’š. Ohlimilk,
Aštartyaton, Ešmoenšillem, Sakon.
24.Enige letters.
25.Bodaštarte II
In de maand .... van het
jaar ... van de regering van Bodaštarte
,koning van de Sidoniërs, zoon van Bodaštarte (koning van de Sidoniërs) voor
zijn godin Aštarte.
26.’qm.
Aqmata?
27. Ešmoen.
Aan Ešmoen ... die bij de
Ydlal bron is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten